Toen ik een klein meisje was, hadden we een prachtige houten vogelkooi in de vensterbank staan. Er zaten twee schattige kleine vogeltjes in: zebravinkjes. Ik kan me niet herinneren of ze namen hadden. Wel herinner ik me de namen van de twee parkieten die we later kregen: Croky en Crispy.
We woonden aan een sloot en varend in ons roeibootje leerde ik de watervogels kennen. Ook in onze tuin waren genoeg vogels te vinden. Ik vond het geweldig om een Vlaamse gaai te spotten. En op het eilandje aan de overkant van de sloot zagen we soms een bonte specht, of als we geluk hadden een ijsvogel ...
… Op de camping werd ik ’s morgens wakker met een vogelconcert. Ik herkende al snel het eentonige koeren van de duif die altijd eindigde met ‘roekoe-roek’. Door een liedje wat ik van de juf had geleerd, leerde ik de zang van een koolmees herkennen. ‘Tietieta, zo zingt de koolmees …’
Ik kon niet begrijpen dat er kinderen ‘kraai’ riepen tegen een ekster. Of niet het verschil wisten tussen een pimpelmees en een koolmees.
Nu – veel jaren later – heb ik zelf kinderen. Ik houd nog steeds van vogels. En ik denk dat kinderen zoals jij óók van vogels gaan houden, als iemand ze er tenminste over vertelt. Daarom schreef ik dit boek. Om je meer te leren over vogels en je te laten ontdekken hoe mooi vogels zijn.
Heel veel dingen die ik in dit boek heb beschreven, kloppen met hoe het bij pimpelmezen in het echt gaat. Natuurlijk heb ik er ook wat dingen bij verzonnen en Titus allerlei avonturen laten beleven. En ik heb allerlei grapjes en weetjes in het verhaal verwerkt. Weet je bijvoorbeeld wat het Italiaanse woord is voor pimpelmees? Cinciarella. Nu weet je gelijk hoe Titus’ vrouwtje aan haar naam komt!
Ik hoop dat je geniet van dit boek én dat je er wat zult leren! Wie weet word je wel net zo blij van vogels als ik en schrijf je op een dag je eigen vogelavontuur!